Adem & Stem
Stemstoornissen
Stemstoornissen worden gekenmerkt door een ongewenste kwaliteitsverandering in de stem, zoals hees- en schorheid, wegvallende stem of moeite hebben met zingen. Daarnaast kan er sprake zijn van ademhalingsproblemen, een vermoeid, branderig of strak gevoel in de keel (brok in de keel), het gevoel hebben niet soepel te kunnen slikken, hoesten, kuchen of keelschrapen.
Deze problemen kunnen ontstaan door een afwijking op de stembanden of door het verkeerd of intensief gebruik van de stem. De KNO-arts stelt dit vast.
Stembandafwijkingen
Stembandafwijkingen, zoals stembandknobbeltjes, stembandpoliepen, stembandoedeem of een stilstaande stemband, kunnen veroorzaakt worden door ziekte, verkeerd of overmatig stemgebruik of door roken. Sommige stembandafwijkingen zullen chirurgisch behandeld moeten worden.
Stemproblemen door verkeerd of intensief gebruik
Als er geen afwijking op de stembanden aanwezig is worden de stemproblemen vaak veroorzaakt door onjuist en/of overmatig stemgebruik.
Globusklachten / Brokgevoel in de keel
Sommige mensen ervaren een brokgevoel in de keel. Soms beschrijven zij dit als het gevoel van een slijmprop in de keel die niet weggeslikt kan worden, het gevoel dat er een graat of korreltje in de keel zit of het gevoel dat de slik niet soepel gaat. Hierdoor krijgt men de neiging om steeds de keel te schrapen, te kuchen of te slikken. Dit houdt probleem in stand.
De oorzaken van dit brokgevoel kunnen zijn; opkomend maagzuur, een verhoogde spierspanning in de keel en soms ook in de rest van het lijf, verhoogde slijmproductie, verkeerd stemgebruik en/of stress.
Ademhalingsstoornissen
Er zijn verschillende soorten ademhalingsstoornissen. Voorbeelden hiervan zijn hyperventilatie, ademhalingsproblemen bij Astma en/of COPD.
(meer…)
Hyperventilatie
Hyperventilatie is een wijze van ademhalen waarbij de in- en uitademing niet goed op elkaar zijn afgestemd. Meestal wordt er te snel of te diep geademd, waardoor de koolzuur- en zuurstofbalans in het bloed verstoord raakt. Symptomen die vaak genoemd worden zijn: duizeligheid, tintelingen, ademnood en hartkloppingen. Hyperventilatie kan optreden als een plotselinge aanval (acute vorm) en als een vrijwel constante manier van ademen (chronische vorm).
Astma
Astma is een nog ongeneeslijke chronische ontsteking van de luchtwegen. Mensen met astma kunnen soms moeilijk ademhalen: zij worden kortademig, ademen ‘piepend’ of moeten hoesten. De benauwdheid ontstaat doordat de spieren rond de luchtwegen samentrekken, de wand van de luchtwegen opzwelt en de productie van taaislijm toeneemt. Door deze processen worden de luchtwegen vernauwd. Astma-aanvallen worden veroorzaakt door pollen, stof, dierenhaar, koude lucht, rook, oplosmiddelen en lichamelijke inspanning. Mensen met astma hebben een normale longfunctie, afhankelijk van de ernst van de astma. Bij astmapatiënten wordt vaak de uitademing belemmerd.
COPD
COPD is de verzamelnaam voor een aantal langdurige aandoeningen van de luchtwegen, zoals astma, bronchitis en longemfyseem. De luchtwegen van COPD-patiënten reageren sterk op prikkels van buiten zoals huisstof, tabaksrook en temperatuurverschillen. Het ademen lijkt dan niet meer vanzelf te gaan. Er ontstaat kortademigheid door benauwdheid. Soms wordt er ook veel gehoest. COPD-patiënten hebben vaak ook problemen met het praten.
Gehoor
Auditieve verwerkingsproblemen kleuter en basisschool
Bij auditieve verwerkingsproblemen zijn er problemen met de auditieve functies. Auditieve functies worden vaak uitgelegd als “wat we doen met wat we horen”. Oftewel: het verwerken van geluiden, klanken en spraak.
Bij problemen met de auditieve verwerking kunnen er problemen in de ontwikkeling optreden, zoals spraak-en/of taalproblemen en leerproblemen. Vaak zien we dat kinderen met auditieve verwerkingsproblemen slechter presteren op school (ondanks normale intelligentie). Ze hebben vaker problemen bij het uitvoeren van opdrachten in de klas, een korte aandachtsspan, slecht tijdsbesef en zijn snel afgeleid door geluiden of gebeurtenissen in de omgeving.
(meer…)
Revalidatie na plaatsing CI (cochleair implantaat)
Veel mensen met een ernstige slechthorendheid of doofheid hebben een probleem in het slakkenhuis, in het binnenoor. Hierdoor kunnen zij geluiden en spraak onvoldoende waarnemen. Gewone hoortoestellen maken het geluid harder. Dit verbetert echter niet altijd de geluidswaarneming en het verstaan van spraak.
Een cochleair implantaat (CI) zet geluiden om naar elektrische signalen, die rechtstreeks worden doorgegeven aan de gehoorzenuw. Deze andere manier van horen vraagt om een intensieve begeleiding en revalidatie.
Slechthorendheid bij kinderen
Slechthorendheid is een hoorstoornis waarbij het gehoor licht tot zeer ernstig gestoord kan zijn. Een aangeboren slechthorendheid heeft invloed op de ontwikkeling van de taal en de spraak.
Een slechthorende baby zal niet of veel minder reageren op zijn eigen gebrabbel en op de klanken uit zijn omgeving. Hij leert de betekenis van geluiden en spraak niet zo vanzelfsprekend en automatisch als horende leeftijdsgenootjes. Het gevolg is een moeizamere communicatie. Een ander gevolg is een achterstand in het begrijpen van taal en het leren spreken. Daarnaast kunnen er problemen optreden bij het leren lezen en de sociaal emotionele ontwikkeling.
Slechthorendheid bij volwassenen
Slechthorendheid is een hoorstoornis waarbij het gehoor licht tot zeer ernstig gestoord kan zijn. Als doofheid ontstaat nadat de spraak- en taalontwikkeling (grotendeels) zijn voltooid, wordt dit doofheid op latere leeftijd genoemd. De patiënt heeft dus gewoon leren spreken en de verstaanbaarheid van de spraak is goed.
Het gehoorverlies kan plotseling ontstaan, de zogenaamde plotsdoofheid. Het gehoor kan ook in een aantal jaren verloren gaan en wordt dan laatdoofheid genoemd. Dit laatste moet niet verward worden met de zogenaamde ouderdomsslechthorendheid, waarbij het gehoor verslechtert door versnelde veroudering van het binnenoor. Verworven slechthorendheid kan veroorzaakt worden door een ongeval, door een infectieziekte of door het gebruik van bepaalde medicijnen. Een andere oorzaak is lawaaibeschadiging door lawaai in de werksituatie of geregeld blootstaan aan zeer harde geluiden.
Spraak
Stotteren
Stotteren is een verstoring in de vloeiendheid van spreken. In het spreken kunnen stotterkenmerken als herhalingen, verleningen en blokkades voorkomen. Ieder heeft weer zijn eigen reacties op het stotteren.
Deze reacties kunnen zijn: het vermijden van spreeksituaties, het uitstellen van het geven van een reactie in een gesprek of andere woorden bedenken dan het stotterwoord. De persoon die stottert kan geleidelijk negatieve gedachten ontwikkelen die tot deze reacties leiden. De gevoelens rond spreken en stotteren veranderen mee, vaak in negatieve zin. Daardoor kan stotteren in sociaal opzicht ook veel gevolgen hebben. Juist deze individuele gedachten, gevoelens en reacties vragen om stottertherapie ‘op maat’.
Stotteren bij kinderen
Kinderen maken in de leeftijd van 2 tot 5 jaar een periode door waarin de spraak onvloeiend wordt. Deze periode valt samen met de ontwikkeling van de spraak en taal. Deze onvloeiendheden worden ‘normale onvloeiendheden’ genoemd en ze bestaan uit bijvoorbeeld herhalingen van woorden of zinsdelen, stopwoordjes als ‘euh’ en het opnieuw beginnen van een zin. De meeste kinderen merken de onvloeiendheden zelf niet op.
Bij jonge stotterende kinderen komen deze normale onvloeiendheden ook voor. Daarnaast hebben zij een ander soort onvloeiendheden dat meer op stotteren lijkt. Het stotteren begint vaak met de ‘normale onvloeienden’ waarbij het kind de eigen onvloeiendheid niet of nauwelijks opmerkt. Daarna wordt het stotteren vaak herkenbaarder, het kind kan op het stotteren gaan reageren en er kunnen gevoelens en gedachten over het stotteren ontstaan. De ontwikkeling kan in een aantal stappen gaan of het kan ook in één keer in volle omvang aanwezig zijn.
Stotteren bij jongeren en volwassenen
Stotteren is een verstoring in de vloeiendheid van spreken. In het spreken kunnen stotterkenmerken als herhalingen, verleningen en blokkades voorkomen. Ieder heeft weer zijn eigen reacties op het stotteren.
Deze reacties kunnen zijn: het vermijden van spreeksituaties, het uitstellen van het geven van een reactie in een gesprek of andere woorden bedenken dan het stotterwoord. De persoon die stottert kan geleidelijk negatieve gedachten ontwikkelen die tot deze reacties leiden. De gevoelens rond spreken en stotteren veranderen mee, vaak in negatieve zin. Daardoor kan stotteren in sociaal opzicht ook veel gevolgen hebben. Juist deze individuele gedachten, gevoelens en reacties vragen om stottertherapie ‘op maat’.
Slissen
Bij slissen wordt de [s] of andere klanken verkeerd uitgesproken.
Een verkeerd uitgesproken [s] maakt dat ook andere klanken, zoals de [z], [sj] en [zj], vaak verkeerd worden uitgesproken.
Slissen gaat dikwijls samen met afwijkende mondgewoonten, zoals speen-duim- en vingerzuigen. Door het slissen kan de stand van het gebit beïnvloed worden doordat tanden en kiezen naar voren of naar buiten worden gedrukt. Een slappe mondmotoriek kan slissen veroorzaken. Daarnaast is de kans op afwijkend slikken groter bij de aanwezigheid van slissen.
Vertraagde spraakontwikkeling
De spraakontwikkeling noem je vertraagd wanneer een jong kind in zijn spraak duidelijk achterblijft bij leeftijdgenootjes. Het kind spreekt (nog) niet of opvallend minder. Hij spreekt de woorden en klanken onvoldoende goed uit wat niet passend is bij zijn leeftijd. Zijn omgeving vindt het lastig om het kind te verstaan en te begrijpen. Een vertraagde spraakontwikkeling kan samenhangen met andere stoornissen zoals slechthorendheid, taalachterstand of een algehele achterstand. Het komt ook voor dat het kind slecht spreekt zonder dat er een duidelijke oorzaak voor gevonden wordt.
Verbale ontwikkelingsdyspraxie
Soms komt het leren praten niet of moeizaam op gang. Kinderen spreken dan niet of verkeerd. Een mogelijke oorzaak hiervan noemen we een verbale ontwikkelingsdyspraxie. Dit is een spraakstoornis die te maken heeft met de beweging: de mond wil niet op de juiste manier bewegen. Het kind heeft problemen met het programmeren, afstemmen en controleren van de bewegingen die nodig zijn voor het spreken.
Door deze stoornis zijn de klanken soms onherkenbaar of ze komen in het woord op de verkeerde plaats terecht. Het komt voor dat het kind de klank wel in het ene woord kan maken en niet in het andere. Het kan zelfs zo zijn dat een klank of woord niet uitgesproken kan worden, terwijl het op een ander moment wel lukt. Ook andere activiteiten van de mond kunnen problemen geven zoals eten, drinken, blazen en zuigen.
Afwijkende mondgewoontes
Afwijkende mondgewoonten zijn gewoontehandelingen of bewegingen die negatief zijn voor de gebitsstand, het spreken, het gehoor en de gezondheid. Mondademen, afwijkend slikken en kauwen en duim- en vingerzuigen (en spenen) zijn afwijkende mondgewoonten. Verder vallen foutieve lipgewoonten, tonggewoonten en nagelbijten onder afwijkende mondgewoonten.
Dysartrie
Dysartrie is een spraakstoornis die wordt veroorzaakt door een beschadiging van het zenuwstelsel. Hierdoor werken de spieren die nodig zijn voor het ademen, de stemgeving en de uitspraak onvoldoende.
Oorzaken van dysartrie zijn bijvoorbeeld een beroerte (CVA), een hersentumor, een ongeval, een spierziekte zoals ALS (Amyotrofische Lateraal Sclerose) of een neurologische aandoening (ziekte van Parkinson). Deze aandoeningen komen voornamelijk voor bij volwassenen en ouderen, maar ook bij kinderen en jongeren kan een dysartrie ontstaan.
Verbale apraxie
Bij een verbale apraxie kan het schema voor het programmeren van de spraak niet meer goed worden gebruikt. De spieren werken nog goed maar het aansturen van de spieren geeft problemen. De oorzaak van dit probleem is hersenletsel, zoals een beroerte, een trauma door een ongeluk of een hersentumor.
Het meest opvallende kenmerk bij verbale apraxie is het voortdurende zoeken naar de juiste articulatieplaats van klanken. Het zijn niet altijd dezelfde woorden of klanken die problemen geven. Vaak worstelt iemand om het juiste woord te kunnen produceren, merkt dat het mis gaat, worstelt opnieuw en kan op deze manier steeds verder van het bedoelde woord afraken.
Nasaliteitsstoornis
Er is sprake van een nasaliteitsstoornis of neusspraak wanneer de klank (resonantie) van de spraak afwijkend is: de spraak klinkt te veel of juist te weinig door de neus.
De spraak klinkt teveel door de neus. Dit kan veroorzaakt worden door een aangeboren lip-, kaak- en/of gehemeltespleet ( schisis). Andere oorzaken zijn een aangeboren te kort gehemelte, verlamming van de spieren van het zachte gehemelte (na een hersenbloeding) of verminderde spierkracht in het gehemelte (zoals bij multiple sclerose of de ziekte van Parkinson).
Taal
Afasie
Afasie is een taalstoornis die ontstaat door een hersenletsel. Dit wordt meestal veroorzaakt door een beroerte (CVA), maar kan ook ontstaan door een hersentumor, een ongeval of een andere aandoening in de hersenen.
Afasie komt het meest voor bij volwassenen en ouderen. Maar ook kinderen en jongeren kunnen hersenletsel oplopen met een afasie als gevolg.
Door afasie ontstaan er problemen met het spreken, het lezen en het schrijven. Samen geven deze talige problemen stoornissen in de communicatie. De ernst en omvang van de afasie zijn onder andere afhankelijk van de plaats en de ernst van het hersenletsel, het vroegere taalvermogen, iemands persoonlijkheid en zijn algehele gezondheid.
Dyslexie
Mensen met dyslexie hebben moeite met lezen en/of spellen. De definitie van dyslexie volgens Stichting Dyslexie Nederland (2008): ‘een hardnekkig probleem met het aanleren en/of vlot toepassen van het lezen en/of spellen op woordniveau’.
Dyslexiezorg valt onder verantwoordelijkheid van een (jeugd)psycholoog of orthopedagoog met kennis van dyslexie. De behandeling wordt uitgevoerd door een gespecialiseerde logopedist/ dyslexiespecialist.
Leesvoorwaarden / Lezen
Logopedisten zijn vaak al in een vroeg stadium betrokken bij kinderen met leesproblemen of dyslexie. De kinderen zijn soms nog niet in het leerproces vastgelopen, maar vertonen al wel risicofactoren. U kunt dan denken aan: weinig letters kennen, erfelijkheid, onvoldoende klankbewustzijn (hakken, plakken, rijmen) en moeite met uitspraak van klanken. Ook in de hogere groepen kan de logopedist hulp bieden bij het leren lezen en spellen.
Taal- en spraakstoornissen bij dementie
Dementie wordt veroorzaakt door een stoornis in de hersenen. Een veelvoorkomende oorzaak is de ziekte van Alzheimer. Kenmerkend voor dementie zijn de geheugenstoornissen die steeds erger worden. Daarnaast kunnen er andere stoornissen optreden, zoals gedragsproblemen en veranderingen in karakter. Taal- en/of spraakstoornissen kunnen bij alle vormen van dementie voorkomen. De verschijnselen van dementie verschillen per persoon en per ziekte.
Vertraagde taalontwikkeling / TOS
Er is sprake van een vertraagde taalontwikkeling wanneer een kind op taalgebied achterblijft in vergelijking met leeftijdsgenootjes. Bij een vertraagde taalontwikkeling kunnen zich problemen voordoen in het taalbegrip, de taalvorm, de taalinhoud en/of het taalgebruik.
Bij problemen in het taalbegrip vindt het kind het moeilijk om de taal te begrijpen.
Bij problemen in de taalvorm blijven zinnen kort en ongestructureerd, er is sprake van ‘kromme’ zinnen en er is moeite met bijvoorbeeld: meervouden, voltooid deelwoorden, persoonlijk voornaam woorden en verkleinwoorden.
TOS bij pubers / adolescenten
Ongeveer 60-80% van de kinderen met TOS hebben nog steeds taalproblemen in de puberteit of adolescentie. Toch is er voor deze groep weinig aandacht.
We zien dat pubers of adolescenten met TOS vaak korte, eenvoudige zinnen maken. Er worden nog veel fouten grammaticale fouten gemaakt zoals weglaten van voegwoorden, verkeerde vervoegingen of afwijkende woordvolgorde.
Ook in het taalbegrip kunnen er problemen zijn. Adolescenten met TOS hebben moeite om samengestelde zinnen vlot te begrijpen en lopen vaker tegen de abstracte begrippen en metaforen aan.
Meertaligheid
Iemand is meertalig wanneer hij of zij, afwisselend meer dan één taal gebruikt ten behoeve van de interactie met zijn omgeving.
Bij meertaligheid kunnen de verschillende talen vanaf de geboorte aangeboden worden of de moedertaal wordt aangeboden vanaf de geboorte en de andere taal op een later moment in het leven van het kind.
Het leren van meerdere talen bevordert de communicatieve vaardigheden van het kind. Het enige verschil tussen meertalige kinderen en eentalige kinderen is zichtbaar op het gebied van de woordenschat. In alle talen die het meertalige kind spreekt is de woordenschat kleiner dan bij eentalige kinderen in die taal.
Slikken
Slikstoornissen bij volwassenen
Slikstoornissen kunnen ontstaan door veranderingen in de structuren van de mond, de keel en het strottenhoofd. Er kunnen problemen ontstaan in de aansturing van de spieren, of er kan sprake zijn van een plaatselijke beschadiging waardoor het slikken minder goed gaat. Na hersenletsel (bijvoorbeeld door een beroerte, ongeval, tumor) of een aandoening van het zenuwstelsel (bijvoorbeeld MS, Parkinson, ALS) kan de aansturing van spieren problemen geven. Door een operatie in het hoofd- en halsgebied treden soms plaatselijke beschadigingen op of zijn er belemmeringen waardoor het eten en drinken minder gemakkelijk gaat. Stress en angst kunnen ook leiden tot problemen met het eten en drinken. Bij dementie kunnen op een gegeven moment ook problemen ontstaan met eten en drinken.
Eet- en drinkstoornissen bij kinderen
De behandeling van eet- en drinkproblemen en/of slikstoornissen bij jonge kinderen wordt preverbale logopedie genoemd.
Als een kind problemen heeft met het drinken uit de borst of uit de fles, het eten van de lepel, het drinken uit een beker of het leren kauwen kan preverbale logopedie gegeven worden. Dit gaat altijd via een verwijzing van een arts (bijvoorbeeld een huisarts of een kinderarts). Dit laatste is belangrijk, omdat eerst nagegaan moet worden of er onderliggende medische problemen zijn die de moeilijkheden in het mondgebied veroorzaken.